We herdenken voor het eerst in een weekend, op eerste Pinksterdag. Rond half verzamelen zich circa vijfendertig mensen op het veld, waaronder oud-leerlingen, ouders en buurtbewoners. De zon schijnt volop, zoals tot ieders stijgende verbazing èn plezier steeds het geval is sinds we zijn begonnen met samenkomen op 23 mei.
Het programma van de herdenking is net als voorgaande jaren eenvoudig, ongedwongen en ongekunsteld. Er is een toespraak waarin we stil staan bij de reden van onze samenkomst, we praten met elkaar, luisteren naar de muziek en drinken samen koffie met – dit jaar zelfgebakken – taart.
Een opgetekende herinnering op 23 mei 2010…
Die grote glimmende groene appel
Een ‘leuke’ herinnering aan de gijzeling is voor mij nog altijd de appel die we op een dag kregen.
Achteraf gezien was het waarschijnlijk een heel gewone appel, maar in mijn herinnering was hij enórm. Hij zal best nog wat gegroeid zijn in de loop der jaren. In mijn gedachten was hij prachtig groen en glom heel mooi. Zo mooi zelfs dat ik hem wilde bewaren om thuis te laten zien. Toen ik meester Van der Vliet over mijn plan vertelde, zei hij heel nonchalant: ‘Alie meid, eet ‘m maar gewoon op hoor. Je weet tenslotte niet hoe lang het nog duurt voor we weer naar huis gaan.’ Hij zei dat zo luchtig en rustig tegen mij dat ik bij mezelf dacht ‘Oké… daar heeft-ie gelijk in. Dan eet ik ‘m maar op.’
Nog altijd als ik daaraan terugdenk, komt bij mij boven hoe goed meester Van der Vliet mij gerust kon stellen. Ondanks de mede-deling dat het best nog even kon duren voor we weer thuis waren, maakte de manier waaróp hij het zei mij helemaal niet bang. Ik dacht juist ‘als meester het niet erg vindt… dan zal het ook wel niet zo erg zijn!’
De appel aan mijn bedelarmband heb ik zelf gekocht. Nagenoeg alle bedels hebben een speciale betekenis voor mij. Ik wilde een herinnering aan de gijzeling die niet beladen is. Dat werd dus de appel!
Alie de Graaf-Pijpstra